Tot zo’n vijf jaar geleden snapte ik helemaal niets van katten. Voor mij waren dat rare wispelturige wezens die op hun rug gingen liggen en mij dan met een smachtende blik aan gingen kijken. Ik dacht dan dat ze dan over hun buikje geaaid wilden worden, maar vervolgens hingen er dan weer vier klauwen in mijn arm. Foutje, bedankt! Het was duidelijk; ik was geen kattenmens en ik wist zeker dat ik dat nooit zou worden. Het idee dat ik ooit zo’n kattenwezen in huis zou hebben was dan ook absoluut en volkomen ondenkbaar.

 

De komst van kittens

Toen ik, dat is nu bijna vijf jaar geleden, een weekje ging logeren bij mijn vrienden in Groningen wist ik niet dat mijn leven op het punt stond te veranderen. De dag voor mijn aankomst was hun poes namelijk bevallen van vijf kittens. Natuurlijk raakte ik vertederd bij het zien van de zorgende moederpoes. Maar die wriemelende blinde muisjes, nee, daar kon ik toch echt niets mee.

 

Ik, een poes?

Pas toen mijn zusje mij appte: ‘en, kom je al in de verleiding om er eentje mee naar huis te nemen?’, kwam de vraag in mij op hoe het eigenlijk zou zijn met een poes in huis. Misschien toch wel gezellig. Maar ik en een kat, had dat enige kans van slagen? Tegelijk begon ik ook wel een zwak te krijgen voor het kleintje dat we toen nog ‘Koetjeboe’ noemden.

 

Themapark van kattenspeeltjes

Tien weken later kwam Wichtje (‘Wichtje’ is Gronings voor ‘meisje’) naar Den Haag. Het allerschattigste meest aandoenlijke poesje van de wereld. Al snel veranderde mijn huis in een themapark van kattenspeeltjes. Op mijn facebookpagina kwam ons gezamenlijke ‘Gouden Eeuw’ portret.  Wichtje werd mijn favoriete tekenmodel. Op Youtube zette ik de meest geweldige filmpjes. Hoezo commentaar op de beeldkwaliteit? Kijk toch wat een prachtige poes! Dat werden hits, ik wist het zeker!

 

Een eigen karakter?

En toen ontdekte ik dat katten bij het opgroeien een eigen karakter ontwikkelen. ‘Doe ik iets fout? Is er iets misgegaan met de hechting?’ vroeg ik bezorgd aan andere kattenmensen. ‘Nee’, zo luidde het antwoord, ‘maar Wichtje is een vrouwtje en niet alle vrouwtjes zijn even knuffelig. Die komen nu eenmaal op schoot wanneer zij dat willen en niet wanneer jij dat wil’. Wichtje is geen knuffelpoes. Wichtje is dus een speelpoes. Ze rent achter balletjes, jaagt op veertjes, gaat op snoepjesjacht over de hanenbalken op zolder, maar het allermooiste is natuurlijk dat ze apporteert!

 

Toch nog op schoot

Na het spelen wordt er ook heel veel geslapen en daarvoor zijn honderdeen plekjes in huis te bedenken. En ik ben blij dat Wichtje regelmatig een bezoekje wil brengen aan mijn schoot. Misschien is het je hierboven opgevallen dat ik het over ‘andere kattenmensen’ had. Jawel, het ondenkbare is gebeurd, ik ben deel uit gaan maken van het soort mensen dat ‘kattenmens’ heet en ‘Wat issie oetipoeti mooi!’ staat te kraaien bij een wildvreemde kat in een vensterbank. Een jaar geleden is er bij mij thuis zelfs een rode jeweetwelkater bijgekomen. Maar daarover zal ik later wel meer vertellen.

Het is nu al bijna vijf jaar geleden dat ik Wichtje welkom heette, maar ik hoor het mijzelf nog zeggen: ‘tja, ik ben nu eenmaal geen kattenmens.