Wat gebeurt er met een proefdier?

Wat gebeurt er met een proefdier?

Gelukkig mag niet iedereen zomaar een dierproef doen. Een wetenschapper moet eerst een projectvoorstel doen. In dit voorstel stelt de wetenschapper voor hoeveel en welke proefdieren hij nodig heeft. Als dit goedgekeurd wordt door de Centrale Commissie Dierproeven, kan hij aan de slag.

Misschien heb jij je wel eens afgevraagd waar een proefdier vandaan komt, of wat er met een proefdier gebeurt ná een dierproef. Wij hebben het voor je op een rijtje gezet:

Wat weet jij over proefdieren?

Denk jij dat je alles weet over proefdieren? Test je kennis met onze quiz en ontdek hoe jij een verschil kunt maken voor dieren! Wij werken aan een wereld waarin geen enkel dier hoeft te lijden voor wetenschap.

Waar komt een proefdier vandaan?

In Nederland worden er jaarlijks een half miljoen proefdieren gebruikt. Veruit de meeste van deze dieren (70%) worden in Europa gefokt. Dat is niet gek: het zou onmogelijk zijn om al deze dieren uit het wild te halen. Toch komt óók dit voor. Met name vissen worden uit het wild gehaald voor ecologisch onderzoek. De vissen worden meestal wel weer terug in het wild geplaatst, maar worden daarna gevolgd door de wetenschappers.

Het is ook mogelijk dat een proefdier uit een huishouden komt. Als een hond bijvoorbeeld kanker krijgt, dan kan zijn baasje ervoor kiezen om hem op te geven voor kankeronderzoek. Ondanks dat de hond niet gebruikt wordt in onderzoek ten behoeve van een mens, valt dit nog wel onder een dierproef.

Als laatst is er een ongelukkige kans dat een proefdier meerdere keren wordt gebruikt in onderzoek.

Zebravissen fok

Wat gebeurt er tijdens een dierproef?

Dierproeven worden om verschillende redenen gedaan:

  • In veiligheidstesten worden potentiële gevaarlijke stoffen of handelingen getest op proefdieren.
  • Bij virusonderzoek en onderzoek naar ziekten, worden dieren opzettelijk besmet met een virus of infectie.
  • In weer ander onderzoek worden de organen beschadigd en/of getransplanteerd naar andere dieren.
  • Ook op ongeboren proefdieren wordt getest, om zo het verloop van bijvoorbeeld een erfelijke stoornis of ziekte te bestuderen.
  • In het onderwijs worden proefdieren in verschillende opleidingen gebruikt, zodat studenten onder andere anatomische en chirurgische vaardigheden kunnen leren.
  • Er zijn ook dierproeven die gedaan worden ten behoeve van het dier zelf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan katten waar kattenvoer op wordt getest.

De meeste dierproeven gaan gepaard met angst, stress of pijn. Tijdens een dierproef beoordeelt de wetenschapper of het proefdier pijnbestrijding nodig heeft of niet. De mate van pijn wordt in vier categorieën verdeeld: namelijk licht, matig, ernstig en terminaal onder anesthesie (het proefdier overlijdt onder narcose).

Genetische modificatie

De ziekten die mensen krijgen, komen vaak niet (in dezelfde vorm) voor bij dieren. Toch worden veel dierproeven gedaan ten behoeve van menselijke ziekten.

Om ervoor te zorgen dat een proefdier symptomen van een menselijke ziekte krijgt, wordt het dier genetisch gemodificeerd. Dit betekent dat het DNA van het dier veranderd wordt, zodat hij een imitatie krijgt van de ziekte in kwestie.

  • Een bekend voorbeeld is de plofmuis in onderzoek naar leverziekten. Plofmuizen zijn muizen met overgewicht, die altijd honger hebben. Dit komt niet omdat de plofmuis zo dol is op eten, maar omdat hij genetisch gemanipuleerd is om nooit verzadigd te raken. Maar het effect van het overgewicht van de muis op de lever komt nauwelijks overeen met de menselijke variant.
  • Een ander voorbeeld is de transgene muis in Alzheimer onderzoek. Een transgene muis is een muis die de genen van een andere soort (in dit geval de mens) heeft: genetische modificatie, dus. In het onderzoek wordt gepoogd de symptomen van Alzheimer na te bootsen. Maar Alzheimer is een ziekte die muizen van nature helemaal niet kunnen krijgen.

Onderzoek op een imitatie van een ziekte en op een dier dat de ziekte van nature niet kan krijgen, is geen goede weerspiegeling van de echte ziekte. Het is dus geen verrassing dat op dier geteste medicijnen vaak geen succes zijn.

Maar onderzoek naar ziekten is wel hard nodig. Met dierproeven komen we alleen niet dichterbij een oplossing. Daarom investeren wij in proefdiervrij onderzoek, dat gebaseerd wordt op de menselijke situatie.

Ratten

Wat gebeurt er na de dierproef?

Overlijden

Helaas is de realiteit dat de meerderheid (circa 88%) van de jaarlijkse dierproeven in Nederland een dodelijke afloop hebben. Sommige proefdieren overlijden door de dierproef zelf, anderen worden na afloop gedood, zodat het lichaam onderzocht kan worden. Door een proefdier af te maken, kunnen wetenschappers bijvoorbeeld zien welk effect hun onderzoek had op de organen van het dier.

Hergebruik

De dieren die overleven, hebben de kans opnieuw gebruikt te worden. Zij ondergaan niet één dierproef, maar twee of zelfs meer. Jaarlijks worden proefdieren bij gemiddeld 10.000 dierproeven hergebruikt. Dit gebeurt voornamelijk in wetenschappelijk onderzoek en in het onderwijs.

Adoptie

Het liefst zouden we een wereld zien waar dierproeven overbodig zijn en proefdieren niet bestaan. Het gebruik van proefdieren voorkomen is immers beter dan proefdieren uit het lab redden . Desondanks is het een fijn idee dat enkele proefdieren het laboratorium mogen inruilen voor een huis.

Misschien heb jij er wel eens aan gedacht om een ex-proefdier te adopteren: het kan! In Nederland zijn er verschillende instellingen die ex-proefdieren ter adoptie aanbieden. Dit zijn met name honden, katten en sinds kort ook muizen en ratten.

In Nederland is er voor honden en katten maar één stichting die tussen proefdiercentra en particulieren bemiddelt: Stichting Hulp bij Herplaatsing van Huisdieren (SHHH). Bij interesse in adoptie, zal je een selectieprocedure door moeten lopen. Ex-proefdieren hebben namelijk veel speciale zorg en begeleiding nodig, en de stichting wil zeker weten dat de adoptant geschikt is.

Sinds kort is het ook mogelijk om ex-proefmuizen en ex-proefratten te adopteren. In samenwerking met SHHH, Universiteit Utrecht, UMC Utrecht en anderen, biedt dierenopvang Het Knagertje in Den Haag deze knaagdieren ter adoptie aan.

Beagles - na adoptie - Linda Frietman

© Linda Frietman

Herplaatsing

Sommige proefdieren kunnen na afloop niet geadopteerd worden, omdat ze niet geschikt zijn voor een huiselijke omgeving. Denk bijvoorbeeld aan wilde dieren als apen, boerderijdieren als koeien en dieren met ernstige gedragsproblemen.
Toch worden deze dieren niet altijd gedood – ze kunnen worden herplaatst naar een opvangcentrum of naar een boerderij.

Fokoverschot

Als laatst zijn er nog de talloze proefdieren die wel gefokt zijn, maar niet in wetenschappelijk onderzoek gebruikt worden. Een enkel proefdier (veelal honden) heeft het geluk om vervolgens geadopteerd te worden; maar veel van deze ongebruikte, gefokte dieren worden afgemaakt.

Deze proefdieren vormen het fokoverschot. Een fokoverschot ontstaat omdat er meer gefokt wordt dan gekocht door de onderzoekers. Dit kan omdat er bijvoorbeeld meer dieren in een nestje zitten dan nodig zijn, of omdat de dieren niet het juiste geslacht hebben. Ook is leeftijd belangrijk: er kan niet altijd gewacht worden tot de proefdieren nodig zijn, soms zijn zijn ze dan al te oud. Daarnaast fokken ze constant door met genetisch gemodificeerde dieren, ook als er geen vraag is.

Jaarlijks worden er bijna 400.000 proefdieren gedood, zonder gebruikt te zijn in een dierproef.

Bron: Zo Doende, NVWA