Niet iedereen mag zomaar een dierproef doen. Wetenschappers die met proefdieren willen werken, moeten eerst een onderzoeksvoorstel schrijven waarin ze uitleggen waarom ze proefdieren nodig denken te hebben en om welke en hoeveel proefdieren het gaat. Pas als dit voorstel goedgekeurd wordt door de Centrale Commissie Dierproeven, kunnen ze aan de slag. Maar wat gebeurt er daarna?
Misschien vraag je je weleens af hoe het leven van een proefdier eruitziet: waar komen ze vandaan, wat gebeurt er met hen tijdens een dierproef en waar gaan ze naartoe als het onderzoek waar zij noodgedwongen aan ‘meewerken’ klaar is? Het is niet bepaald een feel good-verhaal, maar op deze pagina nemen we je mee door het leven van een proefdier.
- Hoe komen onderzoekers aan proefdieren?
- Wat gebeurter met proefdieren tijdens dierproeven?
- Worden proefdieren genetisch aangepast?
- Wat gebeurt er met proefdieren als het onderzoek afgelopen is?
- Wat gebeurt er met proefdieren die wel gefokt, maar niet nodig zijn?
- Lijden alleen proefdieren onder wetenschappelijk onderzoek?
Hoe komen onderzoekers aan proefdieren?
In Nederland publiceert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit jaarlijks een overzicht over gedane dierproeven. De laatst bekende gegevens gaan over 2022: toen werden er in Nederland ongeveer een een half miljoen dierproeven gedaan.
- 70 procent van de proefdieren in Nederland (en de rest van Europa) worden speciaal voor dierproeven gefokt.
- Sommige proefdieren worden uit het wild gehaald. Dit geldt bijvoorbeeld voor vissen die gebruikt worden voor ecologisch onderzoek. Die vissen worden meestal gemarkeerd en teruggezet, zodat wetenschappers hen kunnen volgen.
- Sommige proefdieren zijn huisdieren. Zo kunnen baasjes hun dieren bijvoorbeeld opgeven voor bloedafname en voor onderzoek naar ziekten bij dieren.
Wat gebeurt er tijdens een dierproef?
Wat er tijdens een dierproef met proefdieren gebeurt, hangt natuurlijk af van het type onderzoek waar zij voor gebruikt worden.
- In veiligheidstesten worden potentieel gevaarlijke stoffen of handelingen getest op proefdieren. Zo krijgen dieren bijvoorbeeld potentieel giftige stoffen geïnjecteerd of worden ze gedwongen schadelijke stofdeeltjes te inhaleren.
- Bij virusonderzoek en onderzoek naar ziekten, worden dieren opzettelijk besmet met een virus of infectie.
- In weer ander onderzoek worden de organen opzettelijk beschadigd en/of getransplanteerd naar andere dieren.
- Ook op ongeboren proefdieren wordt getest, om zo het verloop van bijvoorbeeld een erfelijke stoornis of ziekte te bestuderen.
- In het onderwijs worden proefdieren in verschillende opleidingen gebruikt, zodat studenten bijvoorbeeld anatomische en chirurgische vaardigheden kunnen oefenen.
- Er zijn ook dierproeven die gedaan worden ten behoeve van hun eigen diersoort. Zo vangen onderzoekers vissen om zenders te plaatsen, zodat zij hun migratie kunnen volgen.
Lees hier meer over wat er op proefdieren getest wordt.
Hoewel de ene dierproef meer leed teweeg brengt dan de andere, gaan de meeste dierproeven gepaard met angst, stress en pijn. Soms krijgen dieren tijdens het onderzoek pijnbestrijding om hun fysieke lijden te verlichten; maar omdat dit ook de onderzoeksresultaten kan vertroebelen, worden proeven ook vaak zonder pijnbestrijding gedaan.
Worden proefdieren genetisch aangepast?
De meeste ziekten die mensen krijgen, komen niet of niet op dezelfde manier voor bij dieren. Om ervoor te zorgen dat een proefdier symptomen van een menselijke ziekte krijgt, wordt het dier genetisch gemodificeerd. Dit betekent dat onderzoekers het DNA van het dier aanpassen.
Twee voorbeelden van genetische modificatie bij proefdieren zijn:
- Voor het onderzoeken van het effect van overgewicht op de lever, gebruiken onderzoekers ‘plofmuizen’. Dit zijn muizen die zodanig genetisch gemodificeerd zijn dat ze nooit verzadigd raken en dus altijd honger hebben, waardoor ze overgewicht krijgen.
- Om de symptomen van Alzheimer na te bootsen, geven onderzoekers menselijke genen aan muizen, die deze ziekte van nature niet kunnen krijgen.
In de praktijk blijkt dat 9 van de 10 geteste medicijnen die werken bij proefdieren, niet werken bij mensen. Dat is ook niet zo gek: een proefdier is nou eenmaal geen mens. Als het proefdier de ziekte die wetenschappers willen onderzoeken dan van nature ook nog eens niet kan ontwikkelen, weerspiegelt een proefdier de menselijke situatie nóg minder goed.
Natuurlijk vinden wij ook dat er zo goed mogelijk onderzoek gedaan moet worden naar ziekten die mensen pijn en ongemak bezorgen. Voor ons is dat alleen maar een extra drijfveer om in te zetten op proefdiervrij onderzoek dat volledig gericht is op de menselijke situatie. Want proefdieronderzoek is niet alleen pijnlijk en stressvol voor dieren, het is ook niet in het belang van mensen.
Wat gebeurt er met proefdieren na onderzoek?
Dat dierproeven niet prettig zijn voor proefdieren is duidelijk. Maar wat gebeurt er met proefdieren als het onderzoek voorbij is?
De meeste proefdieren krijgen geen happy end
- 88 procent van de dierproeven in Nederland hebben een dodelijke afloop. Sommige proefdieren overlijden tijdens een experiment, anderen worden naderhand gedood zodat wetenschappers hun lichaam verder kunnen onderzoeken. Bijvoorbeeld om te zien welk effect een experimentele behandeling of een nieuw medicijn heeft op organen.
- Sommige dieren die een onderzoek overleven, worden opnieuw gebruikt. Dit lot treft ieder jaar zo’n 10.000 dieren.
Proefdieren die wél een toekomst krijgen
Geen enkel dier zou proefdier moeten zijn. Maar nu we nog in een wereld leven waarin dat helaas wél de realiteit is van miljoenen dieren, vinden we het mooi dat in ieder geval een aantal van hen na een stressvol bestaan een tweede kans krijgt op een fijn leven.
- In Nederland zijn er verschillende instellingen die ex-proefdieren ter adoptie aanbieden. Dit zijn met name honden, katten en sinds kort ook muizen en ratten. Als je een proefdier wilt adopteren, doorloop je eerst een selectieprocedure. Ex-proefdieren hebben namelijk speciale zorg en begeleiding nodig en dat moet wel bij je passen.
- Sommige proefdieren zijn niet geschikt voor een huiselijke omgeving en kunnen dus niet geadopteerd worden. Apen, koeien en geiten kunnen bijvoorbeeld niet leven in huiskamers en achtertuinen, maar ook dieren met ernstige gedragsproblemen kunnen niet zomaar opgevangen worden door particulieren. Toch worden deze dieren niet altijd gedood – in sommige gevallen kunnen ze oud worden in een opvangcentrum of op een boerderij.
Tekst gaat verder onder formulier
Wat gebeurt er met proefdieren die wel gefokt worden, maar niet nodig zijn?
Niet ieder dier dat gefokt wordt als proefdier, wordt ook ingezet. Bijvoorbeeld omdat onderzoekers alleen vrouwtjes nodig hebben of proefdieren die op een specifiek moment een specifieke leeftijd hebben. Al die individuele dieren die wel gefokt worden als proefdier maar uiteindelijk niet nodig zijn, worden bij elkaar opgeteld ‘het fokoverschot’ genoemd. In Nederland zijn dit jaarlijks nog zo’n 400.000 dieren, bovenop de proefdieren die wél gebruikt worden.
- De meeste als proefdier gefokte overbodige dieren worden gedood.
- Een enkel overbodig proefdier wordt geadopteerd. Meestal zijn dit honden.
Lijden alleen proefdieren onder wetenschappelijk onderzoek?
Er zijn ook dieren die officieel niet aangemerkt worden als proefdier, maar die wel lijden voor wetenschappelijk onderzoek. Ongewervelde dieren worden bijvoorbeeld niet aangemerkt als proefdier omdat ze geen ruggegraat hebben en worden dus massaal gebruikt in onderzoek. Maar ook gewervelde dieren die niet onder de noemer ‘proefdier’ vallen, lijden voor onze wetenschap.
Om een goedje te produceren waarop stamcellen goed groeien, winnen onderzoekers bijvoorbeeld bloed uit kalfsfoetussen of injecteren ze tumorcellen in muizen. En in bijvoorbeeld konijnen en lama’s stimuleren onderzoekers de aanmaak van antilichamen, die met bloedafname geoogst worden om te gebruiken in het laboratorium.
Dit betekent dat niet al het onderzoek dat proefdiervrij genoemd mag worden ook automatisch volledig vrij is van dierenleed.
Samen maken we een einde aan dierenleed in onderzoek
Het is duidelijk dat het leven van proefdieren niet bepaald een feestje is. Hetzelfde geldt voor het fokoverschot en voor productiedieren die gebruikt worden voor het winnen van onderzoeksmateriaal. En dat terwijl het stuk voor stuk individuele dieren zijn, die veroordeeld worden tot een leven vol stress en pijn met aan het einde van de rit vaak een vroegtijdige dood.
Alleen door het ontwikkelen van proefdiervrije onderzoeksmodellen en diervrije materialen die gebruikt kunnen worden in onderzoek, kunnen we een einde maken aan dit dierenleed.
Misschien wil je dit ook lezen: