Dierproeven doen om diersoorten te beschermen: hoe zit dat?

Dat proefdieren gebruikt worden om bijvoorbeeld medicijnen te testen en inzicht te krijgen in hoe organen werken, dát weten de meeste mensen wel. Deze dierproeven zijn gericht op het verbeteren van menselijke gezondheid, menselijke veiligheid en menselijk welzijn. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, ieder jaar opnieuw worden er ook dierproeven gedaan om wilde dieren te beschermen. In 2022 nam het aantal dierproeven dat in het belang van die dieren zelf uitgevoerd werd, zelfs toe: van 33.004 naar 58.915. Hoe zit dat?

Naast biomedisch onderzoek waarin proefdieren gebruikt worden om inzicht te krijgen in de menselijke situatie, wordt proefdieronderzoek ook ingezet om belangrijke informatie over bepaalde dieren in het wild in te winnen. Niet in het belang van mensen, maar in het belang van die diersoort dus. Dit type onderzoek wordt gedaan op wilde dieren, met als doel het beschermen van de soort. 

Nieuwsbrief

E-mail icoon

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang elke maand proefdiervrije nieuws.

Dierproeven voor de bescherming van dieren

Om wilde dieren goed te kunnen beschermen, is het belangrijk om relevante informatie te verzamelen. Zo is het bij bedreigde dieren bijvoorbeeld een kwestie van leven of dood van de hele soort om te weten welke ziektes hen bedreigen, hoe die ziektes zich verspreiden en via welke routes de dieren zich verplaatsen. Alleen met die informatie kunnen dierenbeschermers een doelgericht plan opstellen om de diersoort waar het om gaat te beschermen. 

Wilde dieren kunnen ook proefdier zijn

Dierproeven gericht op de bescherming van diersoorten zijn er in verschillende vormen. Soms worden wilde dieren bijvoorbeeld gevangen om bloed af te nemen, soms krijgen ze een zendertje om. Omdat het hier om wilde dieren gaat, is contact met mensen stressvol, ook als de ingreep zelf niet pijnlijk is. Als onderzoek om de soort te beschermen pijn of stress veroorzaakt bij wilde dieren, valt het onder de Wet op dierproeven. 

In visonderzoek lopen de aantallen snel op

Dat het aantal dierproeven gericht op het beschermen van diersoorten in 2022 steeg van ruim 33.000 naar bijna 59.000, is natuurlijk geen goed bericht. Het is wel belangrijk om voor ogen te houden dat aantallen juist voor dit type onderzoek sterk kunnen fluctueren. In onderzoek naar vissenpopulaties bijvoorbeeld, worden grote aantallen vissen gevolgd. Hierdoor kan het totale proefdiergebruik voor het beschermen van dieren met het starten van één extra onderzoek meteen behoorlijk pieken. Onderzoekers volgen de vissen, brengen in kaart waar en waarom ze doodgaan en kijken waar menselijk handelen hen belemmert hun normale migratiepatronen te volgen. 

Grootschalig onderzoek naar glasaaltjes

Zo wordt er grootschalig onderzoek gedaan om het uitsterven van palingen te voorkomen. Omdat de paling ernstig bedreigd wordt, verzamelen onderzoekers gegevens die inzicht kunnen geven in hoe mensen de soort kunnen helpen. Dit doen ze door onder verdoving met een naaldje onderhuids een merkje aan te brengen waarmee ze de aaltjes kunnen volgen. Omdat het onderzoek valt of staat met voldoende data en het onmogelijk is om alle gemerkte glasaaltjes opnieuw te vangen, merken onderzoekers honderden tot soms wel tienduizenden visjes. Omdat ieder merkje staat voor één dierproef, loopt het aantal dierproeven ter bescherming van de soort tijdens zo’n onderzoek snel op.

vissen

Het opnieuw uitzetten van uitgestorven wilde dieren

Zelfs als onderzoek te laat komt om het uitsterven van een diersoort in een bepaald gebied te voorkomen, kunnen we nog iets doen om de soort te beschermen: door wilde dieren uit andere gebieden opnieuw uit te zetten op die plek waar ze vroeger ook leefden, maar nu uitgestorven zijn. In Nederland hebben we dit in 2002 bijvoorbeeld gedaan met otters uit Zweden. Het monitoren van dieren die je uitzet, is essentieel. Alleen dan kun je waar nodig ingrijpen en ervoor zorgen dat de herintroductie van de soort succesvol is. Als onderzoekers dit doen met zenders of andere ingrijpende onderzoeken, valt ook dit type onderzoek onder de Wet op dierproeven.

otter

Dierenbescherming is belangrijk, maar doe het dan diervriendelijk

Natuurlijk is het belangrijk om diersoorten te beschermen tegen dat wat hen bedreigt in hun bestaan. Het spreekt voor zich dat onderzoekers daar relevante data voor nodig hebben en dat die data van de dieren zelf moet komen. Maar het is óók belangrijk dat de wilde dieren die nu als proefdier gebruikt worden niet onnodig pijn en stress hoeven te ervaren. Gelukkig zijn er ook voor onderzoek met ‘wilde proefdieren’ diervriendelijke alternatieven.

Een vindingrijke onderzoeker heeft geen dierproef nodig

Onderzoekers kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om dieren te volgen met wildcamera’s. Of ze kunnen ontlasting verzamelen: want ook in dat wat dieren helemaal vrijwillig op de grond laten vallen, zit een schat aan informatie die stress- en pijnvrij voor het oprapen ligt. Een vindingrijke onderzoeker hoeft van een wild dier dan ook absoluut geen proefdier te maken om iets te kunnen betekenen voor de hele soort.

Ongewervelde dieren zijn ook dieren

De Wet op dierproeven maakt onderscheid tussen gewervelde en ongewervelde dieren. Voor ongewervelde dieren zijn er haast geen regels. Oftewel: met deze dieren mag je in feite doen wat je wilt. Een ongewerveld dier is een dier dat geen ruggengraat of wervelkolom heeft. Het gaat hierbij om dieren als zeesterren, zee-egels, regenwormen, zeesponzen, kwallen, kreeften, krabben, insecten, spinnen, slakken, mosselen en inktvissen. Meer dan 90 (!) procent van alle levende diersoorten zijn ongewerveld. Ieder dier – met of zonder ruggengraat – heeft een intrinsieke waarde. Als mens hebben wij die waarde te respecteren. Oók als we zoeken naar oplossingen om deze dieren zelf te beschermen.

fruitvlieg