Zolang als de mensheid bestaat, maken we al gebruik van dieren: voor ons eten, voor hulp bij ons fysieke werk, maar ook voor ons onderzoek. Dierproeven worden al duizenden jaren gedaan. Eén van de eerste wetenschappers die experimenten op dieren deed, was Aristoteles. Maar hoe kwam hij op het idee om dieren te gebruiken? En wanneer vond juist het eerste proefdiervrije onderzoek plaats? Je leest het in dit artikel.
Terug naar de Oudheid
Als we willen weten wanneer de eerste dierproef is gedaan, moeten we heel wat jaren terug de tijd in. Het gebruik van dieren in onderzoek werd namelijk voor het eerst beschreven in een tijdperk vóór de vroege Middeleeuwen: de Oudheid.
De Griekse filosoof Aristoteles (384-322 voor Christus) is één van de eerste wetenschappers die experimenteerde met dieren. Door zijn onderzoek kwam hij tot het inzicht dat niet alleen mensen zoogdieren zijn: er zijn meer dieren die longen hebben, lucht inademen en warmbloedig zijn. Ook deed hij veel onderzoek naar voortplanting. Hiervoor gebruikte en ontleedde hij embryo’s van verschillende diersoorten.
Door deze dierproeven werden de gelijkenissen tussen (zoog)dieren en mensen ontdekt. Daaruit werd al snel geconcludeerd: als dieren op mensen lijken, dan kun je meer over het menselijk lichaam te weten komen, door dieren te onderzoeken.
Vader van de Vivisectie
Aristoteles was niet de enige onderzoeker die zich in de Oudheid bezighield met onderzoek op dieren. In Rome leefde er in hetzelfde tijdperk een arts, die later bekend zou worden als ‘de Vader van de Vivisectie’. Deze arts heette Claudius Galenus.
Galenus onderzocht menselijke anatomie, maar de Romeinse wetgeving van deze tijd stond niet toe dat hij experimenteerde op het menselijke lichaam. Omdat Galenus zijn onderzoek wel fysiek aantoonbaar wilde maken, deed hij daarom onderzoek op dieren zoals varkens, apen en geiten. Met deze dierproeven toonde hij bijvoorbeeld aan dat urine in de nieren ontstaat en niet in de blaas.
Claudius Galenus heeft een enorme impact gemaakt in de geschiedenis van de westerse geneeskunde. Voor bijna 15 eeuwen lang werden zijn onderzoeken gebruikt als uitgangspunt voor vele andere onderzoeken. Pas in de vroege 17e eeuw kwam hier verandering in, toen verschillende wetenschappers de onderzoeken van Galenus weerlegden met hun eigen proefdieronderzoeken.
Eerste proefdiervrije onderzoek
Maar gelukkig werd onderzoek ook vroeger niet altijd met dieren gedaan. Soms werd er, zelfs zonder de aanwezigheid van computers, door onderzoekers al bewezen dat proefdieronderzoek net zo goed zonder proefdieren kon.
Erwten in plaats van muizen
Een voorbeeld is het genetica-onderzoek van Gregor Mendel. Halverwege de 19e eeuw verrichte Mendel proeven op muizen om zo genetica te onderzoeken. De bisschop van het klooster waarin Mendel woonde en werkte, keurde dit echter niet goed. Hij wilde namelijk niet dat Mendel onderzoek deed naar de voortplanting van dieren.
Noodgedwongen stapte Mendel daarom over op een diervrije onderzoeksmethode. Deze vond hij uiteindelijk in erwtenplanten. Door verschillende soorten erwtenplanten met elkaar te kruisen, ontdekte Mendel dat elke nakomeling de eigenschappen van één van de ouderplanten had. Met de resultaten van zijn onderzoek, legde Mendel de basis voor de wetten van erfelijkheid zoals deze nu bekend zijn. Muizen waren dus helemaal niet nodig.
Het feit dat een dierproef bruikbare kennis oplevert, betekent niet dat ditzelfde onderzoek niet mogelijk zou zijn zonder proefdieren. Het erwtenonderzoek van Gregor Mendel is een goed voorbeeld van hoe proefdiervrij onderzoek mogelijk is, als de wetenschap zich hiervoor inzet.
Terug naar het nu
Sinds de tijd van Aristoteles, Galenus en zelfs Mendel, is er veel veranderd. Dingen die toen ondenkbaar waren, zoals mobieltjes en vliegtuigen, zijn nu doodnormaal. Maar helaas worden er, ondanks al deze technologische ontwikkelingen, nog altijd proefdieren gebruikt in wetenschappelijk onderzoek.
Dit komt onder andere omdat het lichaam van een dier op die van ons zou lijken. Dit is natuurlijk niet zo. Het lichaam van een dier en een mens functioneert heel anders. Het is dan ook niet voor niets dat 9 van de 10 medicijnen, die met dierproeven ontwikkeld worden, uiteindelijk niet werken voor mensen. Toch worden er alleen al in Nederland jaarlijks bijna 500.000 dierproeven gedaan.
De Nederlandse wetgeving verplicht onderzoekers om de veiligheid van hun onderzoek aan te tonen. Dit doen zij voornamelijk met proefdieren, want er is een tekort aan alternatieve onderzoeksmethoden. Maar een tekort betekent niet dat er niets is. De afgelopen tien jaar is de ontwikkeling van proefdiervrije innovaties binnen de wetenschap als een speer gegaan.
Tijden veranderen
Waar dierproeven plaatsvonden, was altijd al verzet te zien. In de 19e en 20e eeuw nam het aantal dierproeven flink toe, mede door de ontwikkeling van de farmacologie en het onderzoek naar micro-organismen zoals bacteriën en virussen (microbiologie).
Maar met het toenemen van het aantal dierproeven, nam ook de kritiek uit de samenleving op het proefdiergebruik toe.
- In 1897 werd de Nederlandse Bond tot Bestrijding van de Vivisectie Ruim 100 jaar later bestaat deze organisatie nog steeds, maar dan onder de noemer ‘Stichting Proefdiervrij’.
- Een rapport van de Britse organisatie UFAW (Universities Federation for Animal Welfare) uit 1959 zorgde voor de basis van een beleid gericht op het Vervangen, Verminderen en Verfijnen van het gebruik van proefdieren. Dit 3V-beleid wordt vandaag de dag nog steeds toegepast.
- Het rapport van de UFAW leidde in Nederland in 1977 tot de totstandkoming van de Wet op dierproeven (de Wod). Deze wet beschermt het welzijn van de proefdieren zoveel als mogelijk.
Advocaat van het proefdier
Dankzij nieuwe ontwikkelingen en innovatieve methoden, zien we het aantal dierproeven gestaag dalen. Het testen op dieren wordt steeds vaker overbodig. Daar dragen wij trots ons steentje aan bij!
Ons doel is het volledig vervangen van alle proeven op dieren, onder andere door proefdiervrij onderzoek te financieren. Als ‘advocaat van het proefdier’ werken wij al jaren samen met wetenschappers aan het ontwikkelen van proefdiervrije methoden die dierproeven overbodig maken.