Even onder ons: wat motiveert jou nou om je in te zetten voor een proefdiervrije wereld? Dit keer vragen we het aan Bert van Dijk, oud-directeur van de voorloper van Proefdiervrij. Want voordat wij Proefdiervrij werden, stonden wij bekend onder verschillende andere namen. Eén daarvan is de Anti-Vivisectie Stichting, afgekort AVS. Bert van Dijk was jarenlang directeur van de AVS en maakte daar mooie, maar ook verdrietige dingen mee. Hij besloot er een boek over te schrijven: de Val van AVS. De titel doet vermoeden dat de stichting niet meer bestaat, maar het verwijst eigenlijk naar een val die werd gezet voor het hoofdpersonage – een jongeman die is gebaseerd op Bert zelf. Wij waren ontzettend nieuwsgierig naar Bert zijn motivatie voor deze roman en spraken daarom (digitaal) met hem af.

Hoe ben je op het idee gekomen om een roman over de AVS te schrijven?

“Eigenlijk kwam mijn vrouw met het idee. Ik vertel haar vaak allerlei verhalen over mijn tijd bij de Anti-Vivisectie Stichting. Zoals over het rieten mandje dat vroeger bij ons kantoor de post vervoerde, en nu bij jullie hangt als een soort relikwie. Eén keer merkte ze op dat ik al deze verhalen eens zou moeten opschrijven. Toen ik vastliep met mijn andere roman over Ludwig Beethoven, ben ik daar daarom mee begonnen. Dat ging als een speer. Het is veel makkelijker om vanuit je eigen ervaringen een roman te schrijven, dan over een genie uit de 18e eeuw.”

Bert van Dijk

Kan je wat meer vertellen over jouw tijd bij de AVS?

“Het begon allemaal bij een vriend van mij uit Den Haag die mij voorstelde aan Henk Smid, een goede vriend van hem. Henk merkte dat ik veel belangstelling had voor dieren en vroeg mij toentertijd een werkgroep op te zetten. Dat deed ik met veel enthousiasme en na een tijd vroeg Henk of ik directeur wilde worden van de Anti-Vivisectie Stichting. Zo werd ik op mijn 20e al directeur. Om zo jong als zo een functie te hebben, vond ik vreselijk. Ik ben helemaal geen leiderstype. Wat ik wel erg leuk vond, was het opzetten van een studentenorganisatie tegen dierproeven in het onderwijs. Daar heb ik veel leuke mensen leren kennen.

Waren er ook minder leuke momenten?

“Zeker. Zo ben ik op staande voet ontslagen door mevrouw Stuart, die ook een grote rol speelt in het boek. Zij was toen de toenmalige presidente van het bestuur en was het niet eens met mijn denkwijze. Ik voelde me namelijk soms gedwongen om keiharde standpunten in te nemen tegen dierproeven, maar ik merkte al gauw dat ik gematigder was. Ik was geïnteresseerd in het overleggen met onderzoekers, in het samen zoeken van oplossingen. Dat was toen nog niet zo geaccepteerd.

Hoe denk jij dan over dierproeven?

“Ik ben zeker voor een totaalverbod op dierproeven, maar ik geloof niet dat zo’n verbod mogelijk is. Het gebruik van proefdieren behoort bij een manier van denken, die ervan uitgaat dat mensen belangrijker zijn dan dieren. Dat mensen meer gebruik kunnen maken van scherp verstand en dat ze daarom niet alleen vinden dat ze dit soort onderzoek kunnen doen, maar ook dat ze het moeten doen.

Een negatieve manier van werken is het verbieden van dierproeven, maar Nederland zou dat niet kunnen. Naast dat dierproeven al zolang gedaan worden, wil iedereen ook gewoon dat er onderzoek gedaan wordt. Maar een mens en dier zijn niet te vergelijken. We kunnen onderzoek dus maken door geen dierproeven meer te doen, maar daarvoor moeten we samenwerken. Het zijn de onderzoekers die het uiteindelijk moeten doen.”

Hoe was het om je eigen geschiedenis te herleven via het schrijven van het boek?

“Onverwachts emotioneel. Ik dacht dat ik alles achter mij had gelaten, maar toen ik begon met schrijven, doken er zoveel mooie en verdrietige herinneringen op. Zoals mijn bezoek aan een proefdierenlab. Ik liep er in het begin vrij onbewogen rond; het was makkelijk om mijn emoties buiten te houden. Totdat ik een kat zag die sprekend op die van mij leek. Toen schoot ik opeens in de kramp: hoe kunnen ze die kat dit aandoen? Datzelfde gevoel van verdriet en paniek heb ik ook als bijvoorbeeld mijn hond plots de straat oprent. Ethisch gezien vind ik daarom dat we dierproeven niet kunnen doen.”

Wat is volgens jou in het kort de hoofdboodschap van het boek?

“De hoofdboodschap is eigenlijk een ondersteuning van jullie beleid. Je komt er niet door alleen tégen dierproeven te zijn. Je moet juist in overleg gaan met de wetenschap. Daarnaast wilde ik ook het verhaal schetsen van een jongeman, die op een veel te jonge leeftijd veel te veel verantwoordelijk op zich neemt. Het verhaal gaat dus ook over persoonlijke groei en over het ethische dilemma waar hij tegen aanloopt. Want hij is tegen dierproeven, maar als zijn vriendin een ongeluk krijgt, en alleen kan genezen dankzij dierproeven… wat dan? Ik hoop dat het boek mensen raakt en aan het denken zet.”

Wij weten zeker dat het boek veel mensen aan het denken gaat zetten: het heeft ons in ieder geval geraakt. Bedankt voor je jarenlange inzet voor het welzijn van proefdieren, Bert!

Meer onderonsjes lezen?