Half oktober stond de teller van het aantal besmettingen met apenpokken in Nederland op 1.237. Zorgen om een ‘volgende pandemie’ lijken niet aan de orde. Ondertussen zijn onderzoekers wél hard bezig om inzicht te krijgen in de ziekte: hoe ontwikkelt een besmetting zich en welke geneesmiddelen zijn effectief? In dat onderzoek worden knaagdieren ingezet. 

En die apen dan?

De naam apenpokken is eigenlijk een beetje ongelukkig gekozen. Het broertje van het pokkenvirus kreeg deze naam omdat het voor het eerst aangetroffen werd bij apen, maar knaagdieren zijn de hoofddragers van dit virus. 

Een besmetting verloopt gelukkig veel milder dan een besmetting met de ‘ouderwetse’ pokken, die door een wereldwijde vaccinatiecampagne sinds de jaren zeventig niet meer voorkomen. Mensen die besmet zijn met apenpokken krijgen rode vlekken, bultjes of blaasjes en kunnen daarnaast last krijgen van koorts, hoofdpijn, spierpijn, gezwollen lymfeklieren, rillingen en vermoeidheid. Oudere mensen die vroeger ingeënt zijn tegen de pokken zijn automatisch beschermd tegen apenpokken.

Muis in apenpokkenonderzoek

Beperkt bruikbaar

Omdat knaagdieren hoofddragers zijn, worden zij als proefdier ingezet in onderzoek naar het apenpokkenvirus. Begrijpelijk, maar een mensenlichaam en een lichaam van een muis, rat of konijn lijken natuurlijk maar beperkt op elkaar. Of een behandeling wel of niet aanslaat bij een proefdier, voorspelt dan ook lang niet altijd het effect van hetzelfde geneesmiddel bij een mens. Knaagdieren die ingezet worden bij onderzoek naar apenpokken zijn: cavia’s, hamsters, konijnen, muizen, ratten, eekhoorns, prairiehonden en slaapmuizen.

Zieke dieren

In de onderzoeken worden knaagdieren geïnfecteerd met het apenpokkenvirus. Vaak krijgen ze het virus toegediend via de neus of mond, soms wordt het in de aderen gespoten. Bij konijnen blijkt het virus – net als bij de mens – te zorgen voor de witte met pus gevulde blaasjes die we zo goed kennen uit de media. Onderzoekers spoten het virus ook in hun hersenen – dit overleefden de konijnen niet. Bij ratten zorgt het toedienen van het virus voor ademhalingsproblemen, hoesten, niezen, verkoudheid, etterende oogontsteking, vermagering en het blauw kleuren van de huid.

Dodelijk onderzoek

Dit soort onderzoek gebeurt natuurlijk niet voor niks. Wetenschappers willen zoveel mogelijk te weten komen over het verloop van een besmetting met apenpokken en antivirale geneesmiddelen testen. Hiervoor krijgt de ene helft van de proefdieren het virus én een geneesmiddel toegediend, terwijl proefdieren in de controlegroep alleen het virus toegediend krijgen – geen geneesmiddel. De controlegroep overleeft dit vrijwel nooit. Dieren die wél een medicijn toegediend krijgen, worden aan het einde van de studie geëuthanaseerd. Dit is nodig om te kijken welk effect het medicijn heeft op hun organen.

Knaagdieren overlijden bij onderzoek naar apenpokken 288x288px (2)

Het kan anders en we zijn verder dan je denkt

Wetenschappers zullen altijd onderzoek blijven doen naar het verloop van ziekten en naar effectieve behandelingen. Juist omdat wij dat óók ontzettend belangrijk vinden, financieren wij onderzoek naar proefdiervrije innovaties. Zo hebben we steeds minder proefdieren nodig, zónder dat de wetenschap gas terug hoeft te nemen. Ook naar apenpokken wordt al proefdiervrij onderzoek gedaan. Hiervoor gebruiken onderzoekers bijvoorbeeld gekweekte menselijke cellen in een glazen kweekschaaltje.