Hoe kunnen we onderzoek naar de veiligheid van medicijnen en chemicaliën veiliger maken, zónder dat we daarvoor proefdieren gebruiken? Om deze vraag te beantwoorden, startte de Nederlandse overheid in 2017 het programma ‘Transitie Proefdiervrije Innovatie’ (TPI). De ambitie van TPI is helder: Nederland moet voorloper worden in de ontwikkeling van proefdiervrije innovaties. Dat sluit naadloos aan bij onze doelen. Daarom zijn wij al sinds het begin van het traject aangesloten bij dit unieke samenwerkingsverband.
Wat TPI precies inhoudt en wat onze rol is in dit programma, lees je hier!
Wat is TPI?
Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI) is een politiek traject, waarin 10 partners samenwerken aan het proefdiervrij maken van wetenschappelijk onderzoek.
Door in te zetten op mensgericht- en op de mens gebaseerde (en dus proefdiervrije) modellen help je mens en dier, dus daar sluiten onze doelen en die van onze partners binnen TPI mooi op elkaar aan.
Binnen TPI werken wij samen met maar liefst zes verschillende Ministeries, ZonMw, het RIVM, de Topsector Life Sciences en Health (LSH), NFU en VNU en de Samenwerkende Gezondheidsfondsen (SGF). Elke partij vertegenwoordigt een groep: wij nemen het vooral op voor het proefdier, terwijl een andere partij zich vooral richt op de gezondheid van de mens. Zo zorgen we samen voor een betere wereld voor mens én dier. Het traject wordt geleid door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Zo gaat TPI te werk
Eén van de belangrijkste taken van TPI is het opzetten van netwerken. In deze zogenaamde vernieuwingsnetwerken worden er ideeën uitgewerkt rondom een bepaald thema, zoals:
- Innovatief gezondheidsonderzoek.
- Regelgeving met betrekking tot de veiligheid van proefdiervrije methoden.
- Het helpen opzetten van bedrijven die proefdiervrije methoden naar de markt willen brengen.
- Het begrijpelijker maken van (het belang van) proefdiervrij onderzoek voor publiek.
Hoe is TPI ontstaan?
De oprichting van het traject Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI) is deels te danken aan een advies aan de Tweede Kamer, waarin is beschreven hoe Nederland de transitie naar onderzoek zonder dierproeven mogelijk kan maken.
Wat ons betreft gebeurt dat natuurlijk zo snel mogelijk, maar we moeten niet vergeten dat dierproeven al honderden jaren gedaan worden. Daardoor zijn diermodellen inmiddels vertrouwd: de methode is bekend en we weten in welke context we de resultaten moeten zetten. Bij nieuwe, innovatieve technieken weten we dit nog niet altijd.
Een transitie naar een wereld zonder proefdieren zullen we daarom morgen niet bereiken. Maar de afgelopen jaren ontwikkelt de wetenschap zich razendsnel. Zodra de proefdiervrije modellen, die nu ontwikkeld worden, gebruiksklaar zijn, zullen ze een enorme verandering teweegbrengen.
Onze rol binnen TPI
Wij zijn al sinds de start van het traject aangesloten bij TPI. Door onze positie binnen het traject, kunnen wij meebeslissen over de strategische keuzes die gemaakt worden en werken we mee aan de onderzoeksvragen die behandeld worden.
Daarnaast zetten wij binnen TPI ons grote netwerk aan wetenschappers in. Zo kunnen we onderzoekers met relevante organisaties koppelen en zo proefdiervrije innovatie versnellen. Als laatst nemen wij de positie van ‘waakhond’ in: we zorgen ervoor dat het werk binnenin TPI niet afwijkt van het doel: namelijk dierproeven overbodig maken.
Binnen TPI zijn wij eigenlijk een vreemde eend in de bijt. Wij zijn namelijk de enige dierenwelzijnsorganisatie in het traject. Dit komt door het grote vertrouwen tussen ons en onze partners. Daar zijn we best trots op!
Dit heeft TPI al bereikt
Onze samenwerking met alle bovenstaande genoemde partijen heeft een groot en positief effect. Dat zien we als we kijken naar de activiteiten die onder de paraplu van TPI zijn gestart. Een aantal voorbeelden zijn:
“Vernieuwing en innovatie gaan zelden vanzelf. Ze worden aangevoerd door een bijzondere groep mensen met een visie: mensen die hun nek uitsteken en de gedrevenheid hebben om voor de troepen uit te lopen. Door verschillende partijen bij elkaar te zetten en de gemeenschappelijke deler onder hen te zoeken, komen we tot samenwerkingen die 10 jaar geleden misschien ondenkbaar waren. Nu werken we samen aan één doel: het ontwikkelen van beter onderzoek zónder dierproeven. ”