Jaarlijks worden er in Nederland nog 578 dierproeven op andere zoogdieren gedaan, zoals op vleermuizen en lama’s.
Waarom worden deze ‘andere zoogdieren’ gebruikt?
- Lama’s produceren bijzondere, kleine antistoffen. De meeste antistoffen zijn opgebouwd uit twee eiwitmoleculen, bij lama’s bestaan ze uit 1 molecuul. De antistoffen kunnen daardoor in grote hoeveelheden geproduceerd worden.
- Vleermuizen zijn gevoelig voor virussen, die mensen ook kunnen krijgen.
In welke onderzoeken worden lama’s en vleermuizen gebruikt?
In Nederland worden dierproeven op lama’s uitsluitend gedaan voor medicijnonderzoek. De lama’s worden ziek gemaakt, zodat ze symptomen als stijfheid, koorts en verminderde eetlust vertonen. Na afloop van de testen worden ze ook nog eens gedood voor verder onderzoek.
Vleermuizen worden gebruikt in onderzoeken naar virussen, zoals het coronavirus en hondsdolheid.
In Nederland wordt er verder ook onderzoek gedaan op herten en zwijnen. Dit onderzoek wordt gedaan ten behoeve van het dier zelf: de genetische variatie onder de dieren in Nederland wordt namelijk bestudeerd.